SN 08.2A.28A-7

Govert Snoek en Maria de Nooij - pagina 7

inhoudsopgave
 
Brieven – brief jaar na overlijden Govert
Brieven 1972-1973
Balkbrug
Overlijdens kaart Maria januari 1973
(nieuwe) Grafsteen

Brieven 

Brief 1924 - na overlijden Govert

Commentaar van mijn broer Hans Snoek (geb 1956) maart 2007: “Wat een aandoenlijke brief. Om stil van te worden. Ik was ook geroerd door de vroomheid die haar zoveel steun geeft. Het is taal die anno 2007 wel erg ver van ons af staat. Maar met het afscheid nemen van dergelijke vroomheid en taal, is het, als je in vergelijkbare omstandigheden terecht zou komen, niet zonder meer gemakkelijk om een alternatief te vinden.”  

(overgetypt door Ria Snoek, Johandochter geb 1954; voetnoten zijn door Ria toegevoegd))

Brief van Weduwe Marie Snoek-de Nooij (geb 1893) aan familie de Nooij, Torenstraat 5, Ede   ca 10april 1924

(adres van de afz: Kalkhaven 382, Gorinchem)

Lieve Vader, Moeder en Zusters,

Hoewel de lust tot briefschrijven me ontbreekt, kan ik toch niet nalaten om de twee brieven die ik uit het ouderlijk huis ontving te beantwoorden. ‘t Is morgen net een jaar geleden, dat Mien1 hier op ziekenbezoek kwam, en Govert2 tegen haar zei: ze moest maar thuis zeggen, dat hij alles blijmoedig uit Gods Hand aannam. En 4 dagen later kreeg hij het beste dat Gods hand te geven had: het eeuwige leven. En voor mij werd alles zóó stil en zóó eenzaam. Nu, in deze dagen, zie ik elke dag va neen jaar terug, zóó duidelijk voor me; en als ik dan doordenk tot aan het laatste, dan is het net of mijn eigen hart ook stilstaat. Het is zóó onherroepelijk, ik zal het nooit begrijpen, hoe ik dit alles doorleven kon. Ik moet wel bijzondere kracht van de Heere ontvangen hebben, anders was ik allang bezweken. Maar ik heb ook zóó duidelijk ‘s Heeren hulp ondervonden, en Zijn liefelijke vertroostingen, dat ik vaak het gevoel heb dat de Heere voor mij bijzondere zorg heeft, omdat Hij me zóó’n groot leed moest zenden! Ik kan, helaas, mijn gevoel niet onder woorden brengen, maar ik wou dat ik ooit zeggen kon, hoe goed de Heere voor me is geweest, in dit donkere jaar. Er stond zo’n mooi vers in Chr.Vr. Leven; ik zal het overschrijven en hierbij sluiten. Ik kan het geheel beamen. ‘k Lees ook erg graag het blaadje “Pniël”. ‘k Heb voor jullie 4 proefnummers aangevraagd (gratis). Als moeder het nu ook zoo graag leest, als ik, zou ik moeder graag voor verjaardagscadeau een abonnement er op geven. Schrijf het bij gelegenheid eens. Valt het niet in de smaak, dan zeg het ook gerust, dan bedenk maar wat anders voor de verjaardag. Ik ben gewoonlijk ‘s avonds moe van alle arbeid en dan vind ik “Pniël” niet zo zwaar om te lezen, en toch altijd zo vertroostend en bemoedigend. Govert las het ook zóó graag.

Wat is het voor de familie Bussink hard, om zóó hun enige broer en zoon te moeten missen. O, het gaat tegen de natuur als ons geloof zóó beproefd wordt, maar eens zullen we het volkomen begrijpen, als we voor eeuwig bij de Heiland zijn. Wat duurt het lang, voor Wim3 zich tot de Heere wendt. ‘t Is wel erg, om tegen zooveel roepstemmen in, toch de wereld te dienen, wat toch zoo bitter teleurstelt; en Jezus te verachten, die nooit teleurstelt.

Gelukkig dat het met moeder nogal gaat. Met ons gaat het ook heel goed. De kinderen zijn erg lief en aardig gehoorzaam. Marietjes4 eerste breitranen vloeiden deze week. Ze leert nu met de kinderen van de eerste klas gelijk op, en daar hoorde ook breien bij. Ik zat kousen te stoppen en zij moest 1 pen van 40 steken breien; dat ging met veel zuchten en steunen gepaard. Ik zei: Maar dat is toch zo erg niet, dat je er zo bij zuchten moet; ik moet de hele middag zulke grote gaten in de sokken stoppen. Toen zei ze : “O, maar dat is gemakkelijk genoeg, maar zo’n hele pen vol breien, dat is véél moeilijker.” Enfin, ze breit twee keer daags zo’n pen vol, en ze leert het al aardig aan.5

De twee jongens worden echte rakkers; Johan kan al vijf paar kousen per week op de knie kapot kapot maken6 en broeken verslijten even handig. Laatst zei ik: hoe krijg je nou toch alweer die kousen stuk en hij zei heel onnozel, “Hohan weet het niet, ik denk dat de wind het gedaan heeft”. Wim is aller lieveling. Marietje en Johan geven hem geduldig wat hij hebben wil, want:  ‘t is zo’n lief ventje. Marietje was erg vereerd met het briefje van tante Anna7 . Ze zal later wel eens een briefje als antwoord dicteren. Met de schoonmaak ben ik klaar op de huiskamer en serre na. Maar dat is nog een groot werk; daar wou ik mee wachten tot na de Paschen. ‘k Heb nu echt behoefte aan een beetje vakantie, en hoop dat in Oegstgeest8 te krijgen. Christine9 krijgt dinsdag al vacantie, dus heb ik dan eerst nog een paar kalme dagen, hier. Ik heb anders aan die werkster een goede hulp. Morgen (Zaterdag) moet ik de wasch doen, en dan komt Nelly10 me weer, als naar gewoonte, helpen. Mien, wel bedankt voor de bloempjes. Ik heb ze gelegd in een schrift, waar ik verzen in schrijf, die me treffen, en zal ze als vergeet me nietjes beschouwen. Ik zal het heerlijk vinden, als je eens komt; ook de kinders verheugen er zich al op. Och, ik weet wel, dat het niet zo gezellig meer is als vroeger, om hier te logeren, maar ‘t is toch erg noodig en heerlijk, om zoo de band aan elkaar te onderhouden. Nu ga ik eindigen want het is al half elf geworden, dus meer dan tijd om naar bed te gaan. En dan nog het vers.

Hart.  groeten aan allemaal van je je steeds zeer liefhebbende

                                                                                     Marie

 

Ik weet!

 

Ik weet, wat gij niet weten kunt

Aan wien de smart niet werd gegund.

Ik weet, wat God de Heer kan zijn,

Voor hen, die in het donker zijn.

 

Ik weet, wat niet te weten kwam,

Hij, wien God, nooit iets kostbaars nam,

Ik ken den troost, die Christus geeft

Aan hem, die in de schaduw leeft!

 

Ik weet, wat ongemeten is

Van hem, die schuwt de droefenis.

Ik ken een vreugd in pijn en nood,

Ik ken het leven in den dood!

 

Ik weet, wat ieder heeft geleerd

Die in de smart tot God zich keert

Die geeft wat Hij ons heeft beloofd,

En zegent, wie in Hem gelooft

 

  1. Mien was een zus van Marie Snoek-de Nooij (de schrijfster van deze brief)
  2. Govert (1889 - 1923) was de echtgenoot van Marie Snoek-de Nooij, vader van

      Marietje (geb 30-9-1918), Johan (geb 25-5-1920) en Wim (geb juli 1922)

  1. Dit moet broer Wim zijn... zoon Wim (geb juli 1922) was pas (bijna) 2 jaar oud
  2. Dochter Marietje werd geboren 30-9-1918; in apr 1924 dus vijf en een half jaar oud; de eerste klas is vergelijkbaar met de huidige groep 3
  1. Maar ze werd nooit goed in breien, bleef er een hekel aan houden; net als nicht Ria jr - geb 1954 :-)
  2. Blijkbaar lange kousen... (jongens kregen ook pas op hun 16e een lange broek, lange kousen was dus ook wel warmer...) aanvulling van mijn vader Johan (Govertzoon, geb 1920): jongetjes droegen lange kousen want anders zouden ze misschien kou vatten...  Aanvulling tante Rie (Govert dochter, geb 1918): de kousen werden met knoopsgat elastiek aan een lijfje ‘opgehangen’
  1. Anna was de jongste zus van Marie Snoek-de Nooij
  2. Oegstgeest - daar woonde tante Bets (Betje), getrouwd met  Hendrikus Wilms
  1. Aanvulling van mijn vader Johan: Dit is Christine Menken, dochter van een dominee in de buurt van Gorcum, en later zelf met een ds. getrouwd. Ze deed de opleiding voor onderwijzeres in Gorcum. Ik denk dat ze een laag kostgeld betaalde (dominees waren toen straatarm) met een beetje helpen in de huishouding en met de kinderen.

Aanvulling van tante Rie: Christine was een kostgangster, die wat bijverdiende. Ze woonde in Gameren en zat in Gorkum op de ‘kweekschool’ (later PABO genoemd)

  1. Nel Snoek, schoonzus van Marie Snoek-de Nooij

Brieven 1972-1973

brieven Marie Snoek de Nooij 1971-72

(Overgetypt door Ria Snoek, Johandochter geb 1954; afkortingen zijn vaak voluit getypt, vanwege de duidelijkheid)

(12-9-1971)

Voor Rie;

hoewel we elkaar veel brieven schreven, wil ik nu nog eens extra bedanken dat je van 1945 af, toen je ‘de deur uit was’ zo trouw de band met mij en je broers aanhield. Met trouw schrijven en elke maand een weekend komen; ook als ik ziek was, en je er haast geen tijd voor had. Ik ben daar rijk en blij mee geweest.

Nog één verzoek heb ik; je eigen verdiende geld heb je aan werk der barmhartigheid vermaakt; dit is je goed recht.  Van hetgeen je van mij erft, zou ik je willen vragen, of je dat wilt nalaten an de ‘stam’ (zoals dat heet) van Johan en Wim, die beide hard gewerkt hebben (evenals jij) in de zaak waaruit het gekomen is. Bij voorbaat dank (ook zij zullen het heel goed besteden; het kost veel om 5 kinderen mee te geven wat nodig is in het leven)

Wat heb ik vaak fijn bij je gelogeerd, van Makkinga tot Schiedam.

God zegene je, óók als je oud wordt met veel of weinig gebreken.

12-9-1971 schreef je moeder dit in Renkum

M.Snoek-de Nooij

*****************************************

Balkbrug 15-11-1972

Mijn zeer geliefde dochter!

Ha! Erg welkom zaterdag 25 nov en je kunt best bij mij eten; als ‘t niet lukt heb ik altijd 1l blik appelmoes van Saarloos.

Met 2 pennen breide ik de helft van het been van een slaapsok; en zie je dat het schrijven beter gaat?

Als je een ‘saksisch’ leverworstje wilt meenemen? Dan graag.Vrijdag verjaardag Govert en Hilde; wel gefeliciteerd.

De regeling met Gé’s toelage lijkt me prachtig, en veel dank dat je het verzorgen wilt.

Het verlangen is wederkerig! dus graag!

De bouw ligt stil, omdat de aannemer ‘Klok’ eerst bij de mensen de huizen moet dichtmaken en Han helpt hem belangeloos. Vanmiddag is mijn caravan weer in evenwicht gebracht, door Wim en Han (die worden zo vakkundig) maar Klok moet zelf het moeilijkste doen en dat wacht nog wel even.

De brief van Johan riep vragen over Tiberias op, die worden tzt wel beantwoord.

Vandaag was ik éven buiten, om de vogels eten te geven, maar véél te koud, zonder een zonnestraal.

De Dr. vond ik mijn oor moet laten bestralen bij de huidarts in Zwolle, 1 of 2 keer (zou dat waar zijn, zo gauw?)

Cornelie is met verlof en slaapt bijna aldoor; wel leuke boodschappen doen met haar moeder. Ze is al op de helft van haar tijd op de Hoogstraat, maar ze blijft enthousiast. Maar ze zou het zo niet lang volhouden.

Dag lieve schat, waar ik naar verlang, een kus van je moeder.

 *******************************

Balkbrug 8-12-1972

 

Mijn lieve Rie!

Wat heb je Wim en zijn familie een prachtige plaat gegeven “laten we het fijn houden”. Allen keken er ademloos naar en vonden dat het mooiste van alles. Ik was blij met mijn agenda; daar staat de busregeling misschien wel in, maar in elk  geval vind je heir de tijden dat hij in Balkbrug aankomt; door Trijnie opgeschreven.

 Vergeef me dat ik je moeite aandoe met die kruiden, maar ik voel me er beter en sterker door worden. Lindebloesem? Daar merk ik geen invloed van, maar rozenbottelthee, dat is frappant.

Van Gé nog geen nieuws; de vervangend huisarts wil geen verwijsbriefje voor de Hoogstraat geven, zelfs nu de chirurg, die hem al op de lijst zette, het goed vindt; nadat Wim er met die man over praatte.

Nu hóóp ik, volg. Week naar de neus-en-keel arts in Zwolle te gaan; en misschien kan Trijnie daar in een sportzaak een blauwe damespantalon en 2 warme fleurige pyama’s of nachtponnen. Bij dat prachtige vest, hoort echt een marineblauwe broek, en maat 42 past altijd, dus dat lukt wel.

Cornelie moet vandaag naar de selectie in het ziekenhuis waar ze 30 gegadigden voor 15 meisjes gaan testen. ‘k Ben benieuwd. Vandaag ‘pannenbier’; een grote dag.

Zou je 26 dec mee willen brengen: Rozenbottel confiture met vitaminegarantie, wortjes, blikje leverpastei

Dank je wel voor alles, van je liefhebbende moeder

(zie ook familiekroniek bijlage 9b. Uit een brief aan mijn oma)

 

Balkbrug - op de camping van zoon Wim en schoondochter Trijnie;

Marie legt de eerste steen van het huis van Wim en Trijnie. Ze vond het een hele eer! (foto is  ingescand door en afkomstig van Ge Snoek)

 

boven: foto Ria Snoek. 

Links: 20 okt 1972 De eerste steen plaatsen.

(foto is  ingescand door en afkomstig van Ge Snoek)

April 2011. Gorcum. Het graf van Govert Snoek en Maria de Nooij was dermate kapot, dat hun 3 kinderen samen een nieuwe steen voor het graf kochten. rechts: Maria Snoek (geb 1918) bij het graf van haar ouders, dat tevens haar  graf zal worden. Er is speciaal ook ruimte op de nieuwe steen, om haar naam er tzt bij te laten graveren (foto's Ria Snoek jr – geb 1954)

Verhalen over Maria Snoek-de Nooij, opgeschreven in 1990 door haar zoon Wim

Dit verhaal zat in tweevoud in het archief van mijn vader, Johan Snoek, en zelf heb ik ook een kopie ... Tijd dus om het in te scannen :-)  (maart 2013, Ria Snoek, Johandochter)

Verhalen van Wim Snoek over Marie Snoek-de Nooij (Oma Snoek)

Op 26 mei 1990 vierden we mijn broer Johan's zeventigste verjaardag, in een restaurant aan de Kralingse plas. Tijdens het diner vroeg Ria me of ik wat specifieke verhalen over oma wilde opschrijven. Belofte maakt schuld, dus in oktober ben ik begonnen het één en ander op te schrijven.

Maria de Nooij (geboren te Ede, 3 augustus 1893) en Govert Johannes Snoek (geboren te Gorinchem, 17 februari 1889) trouwden op 26 oktober 1916 (tijdens de 1e wereldoorlog; RS). Govert Snoek stierf op 16 april 1923 en Marie  Snoek-de Nooij op 12 januari 1973. Oma was dus bijna 50 jaar weduwe. Als 29-jarige met drie kleine kinderen stond ze overal alleen voor, in een tijd zonder enige sociale zekerheid. Dank zij de overname van een textielzaak in Renkum kon ze voor zich en haar gezin de kost verdienen. Begrijpelijkerwijs werd ze een zeer zelfstandige vrouw want ze kon zich de kaas niet van het brood laten eten. Na deze inleiding dus de "Oma-verhalen

 

Oma en de medici.

Na ontvangst van een zeer hoge nota van een chirurg na een verkeersongeval van haar dochter  Rie schreef oma: "vermoedelijk ziet U me voor rijker aan dan ik ben. Ter Uwer oriëntatie stuur ik bijgaand mijn belastingbiljet. Meent U desondanks dat de nota redelijk is dan zal ik trachten het geld te lenen, maar anders verwacht ik van U een verbeterde nota.” Per omgaande kwam een belangrijk lagere nota, met het verzoek de eerste nota als niet gezonden te beschouwen.

Haar huisarts presteerde het om te zeggen, nota bene toen ze 45 jaar was: "U bent versleten." Oma antwoordde gedecideerd: "Dan zal ik van Uw diensten geen gebruik meer maken, want het is jammer geld uit te geven voor iets wat versleten is". Toen de man stierf merkte ze op: "Ja ja, hij zei 15 jaar geleden dat ik versleten was, maar ik voel me prima en hij is dood".

Een andere huisarts ontmoette, aan oma's ziekbed, de nieuwe dominee. Toen beiden Fries van afkomst bleken te zijn, begonnen ze in het Fries met elkaar te  praten. Oma merkte op: "Blijkbaar leren academici niet, dat het onbeleefd is om een taal te spreken die de ander niet  kent. Mag  ik de heren verzoeken, het gesprek elders voort te zetten?"

De zoon van deze arts was dokter bij de marine geweest, wat goed aan zijn vocabulaire te   merken was. Oma zei tegen hem: "Ik weet wel dat U bij de marine geweest bent en enorm stoere  taal kunt uitslaan. Het is jammer voor U maar op zo'n oud mens als ik ben, maakt dat geen indruk meer."

In de wachtkamer van de vrouwenarts hing een bordje: "Ook dit gaat voorbij”. Oma zei smalend: "U moest zelf maar eens een vrouw zijn".

Toen de huisarts in Balkbrug voor een controlebezoek kwam, was oma vlees aan het braden. Ze zei: "een ogenblikje, dokter, want anders verbrandt het vlees.” Hij antwoordde nors: “Daar heb ik geen tijd voor". Waarop oma, heel vriendelijk: "Dan zult U terug moeten komen, want ik laat dat kleine stukje vlees dat ik eet echt niet verpieteren, omdat U denkt geen tijd te hebben," De dokter had kennelijk de les begrepen, want hij bleef wachten tot oma klaar was.

Een chirurg had een heel bijzondere operatie bij oma verricht, en hij belde mij (= zoon Wim; RS) een paar jaar later op met de vraag: "Leeft Uw moeder nog?" Na mijn bevestigend antwoord, vroeg hij of ze bij hem wilde komen voor controle. Oma zei tijdens het bezoek: "U was nieuwsgierig of ik nog leefde? Als U Uw adres geeft, zal ik zorgen dat U t.z.t. een rouwkaart krijgt,"

 

Oma en de kerk.

Bij elk huisbezoek kregen de ouderlingen haar grote grief te horen, dat vrouwen geen stemrecht hadden. Haar klacht was dan: "Ik moet vader en moeder tegelijk zijn, ik moet alleen de kost verdienen en jullie proberen ook nog een zo hoog mogelijke kerkelijke bijdrage van me los te krijgen. Toch ben ik in jullie ogen blijkbaar te dom om te stemmen,"

 

Toen een ouderling haar eens verweet dat ze zo zakelijk was, antwoordde ze: "Dan ben ik dus schriftuurlijk, want in de Spreuken staat: 'laat uw oog over de kudde gaan’, en voor mij zijn de klanten de kudde,"

 

Na een verblijf in het ziekenhuis, waar ze verwacht had te zullen sterven, kwam ze vergenoegd weer thuis. Ik zei: "U wist toch dat U naar de hemel zou zijn gegaan"; haar antwoord was: "jawel, maar nu weet ik wat ik heb en ik moet toch maar afwachten of de hemel beter is".

 

Oma kon ook scherp zijn. Volgens haar zocht een van haar broers haar te weinig op; ze zei toen tegen hem: "Als je me eens wat vaker opzoekt dan hoef je niet op mijn begrafenis te komen, want daar heb ik toch niks meer aan".

 

Oma in de oorlog.

In de oorlogsdagen van mei 1940 komt een piepjonge Duitse soldaat in de winkel en vraagt om een hemd. Oma rukt de allergrootste maat flanellen hemd te voorschijn en zegt: "Daar kun je wel twee keer in. Je moet vechten tegen kerels die hier in passen" (over psychologische oorlogvoering gesproken!). En verder tegen dezelfde soldaat: "ook niet leuk voor je moeder als je doodgeschoten wordt". Trots zegt de jongen: "Dann bekomme ich ein Denkmal in unserem Dorf". Snuivend van woede antwoordt oma: "Ja, daar heb je als moeder nogal veel aan".

Bij de Rijn lag een enorme stapel hout bestemd voor de Duitse mijnen te wachten op vervoer. Oma's kinderen hadden het in brand gestoken en lagen op het platte dak van het huis te genieten van het laaiende vuur. Oma werd wakker van de geluiden boven haar hoofd. Toen ze het vuur in de verte zag, begreep ze direct wat er aan de hand was en wie de daders waren. Ze beklom de ladder naar het dak en zei: "Jullie lijken Nero wel; eerst zelf de boel aansteken en er dan van staan te genieten."

 

Toen de kerkklokken aan de Duitsers moesten worden ingeleverd, haalden haar kinderen met veel moeite (wat is zo'n kerkklok zwaar!) er één weg en verborgen die. Het werd een enorme rel: politie erbij, speurhonden enz. In de Hervormde kerk werd tot de Voorzienigheid gebeden en gesmeekt of de klok toch vooral zou terugkomen, want anders zouden er misschien gijzelaars opgepakt worden. Oma begreep al spoedig dat haar kinderen het gedaan hadden. Hen werd aangezegd: "óf jullie brengt vannacht die klok terug, óf ik geef jullie morgen zelf aan. Want je mag geen mensenlevens wagen voor zo'n dooie klok". Zo werd haar kinderen geen andere keus gelaten dan de klok terug te brengen. Toen er een Hervormde klant in de zaak kwam kon Johan het niet laten om meesmuilend te informeren of ze de Voorzienigheid nu ook gedankt hadden... En daarna zei hij tegen z’n broer en zus: "Toch wel leuk om één keer in je leven voor voorzienigheid te spelen”

 

Na de oorlog waren haar zonen bij de rechtszitting waarin  tegen één van de ergste oorlogsmis-dadigers de doodstraf werd geëist. Toen de jongens met leedvermaak hierover thuiskwamen, zei oma peinzend: "ik voel het als m'n plicht om die man te schrijven"

Ze  had  niet  in de  gaten dat het vonnis  pas ruim een half jaar later zou worden uitgevoerd. De gevangene was van de brief diep onder de indruk. Hij schreef  terug. Zo ontstond een maandenlange briefwisseling.

Er werd geen gratie verleend, het vonnis zou worden uitgevoerd. Toen de  man voor het vuurpeloton stond waren zijn laatste woorden: "Jezus,  Uw verzoenend sterven is het rustpunt van mijn hart." (betreft Ries Jansen, die o.a. Wim Snoek ernstig had mishadeld; RS)

 

Algemene oma-verhalen.

In 1956 was oma's jongste zoon (Wim) zo woedend over de Russische inval in Hongarije, dat hij zich wilde aanmelden als vrijwilliger om tegen de Russen te vechten. Prompt lag er de volgende ochtend een brief van oma naast zijn ontbijtbord. De inhoud luidde in 't kort als volgt: "Ik ben te kwaad om met je te praten en daarom schrijf ik je. Vier maal heb ik je voor Gods gemeente de doopvragen met 'ja' horen beantwoorden. En nu wil je voor een avontuur je vrouw en kinderen verlaten".

De aanmelding ging niet door. Een maand later liet oma haar huis zo verbouwen dat ze drie Hongaarse vluchtelingen kon opnemen. Ze bleven drie jaar, tot wederzijds genoegen. Haar hulp aan de Hongaren was waarschijnlijk zinvoller dan wat haar zoon had willen doen.

Na de tweede wereldoorlog kreeg oma inwoning van een jonge vrouw met haar kind waarvan de man in het leger in Indonesië diende. Het kind was ongeveer twee jaar en de vrouw gaf het nog de borst, waarover oma zich mateloos ergerde. Eens zei ze er iets over, waarop de vrouw antwoordde: "Ja, Jantje wil dat nu eenmaal". Oma's snibbige antwoord was: "Hoe moet dat dan als hij in militaire dienst moet; ga je dan met hem mee?"

Met de verjaardagen, St. Nicolaas enz. gaf ze haar kleinkinderen altijd boeken. Die las ze eerst zelf door waarbij alle lelijke woorden en vloeken doorgestreept werden.

Tegen een kleinzoon zei ze, toen het gesprek erop kwam: "Och, misschien is sex voor het huwelijk niet zo zondig, maar het geeft je wel bar veel onrust." Die opmerking kwam heel wat duidelijker en doeltreffender over dan de vele waarschuwingen van zijn vader.

Op een zomerse zaterdagavond liep ze te wandelen met haar schoondochter. Toen ze vijf soldaten zag, die op het punt stonden een café in te gaan, stapte ze op hen af en zei: "Jongens, dat is een slecht café; daar krijgen jullie spijt van. Als jullie met mij meegaat, dan krijgen jullie gratis koffie." En zo gebeurde het dat oma als een kloek met vijf ganzen-kuikens thuiskwam. Toen holde ze over het plat naar haar zoon Wim en zei: "Kom eens helpen om die jongens bezig te houden; en neem je sigaretten mee." Al gauw vroeg ze: "Gaan jullie wel eens naar de kerk?" Op het ontkennend antwoord was haar commentaar: "Maar dan mis je toch een stuk algemene ontwikkeling en kun je nooit meepraten als ze het over de kerk hebben,"

De manufacturenwinkel van oma was geopend van 's morgens 8 tot 's avonds 8, en op zaterdag tot 's avonds 10 uur. Eens belde een pensiongast op, of ze nog na sluiting mocht komen, want ze was verlegen om ondergoed. Om 9.30 verscheen een echtpaar en oma haalde de la met directoires te voorschijn. De goedkoopste was 29 cent. Het commentaar van de vrouw was: "Dezelfde koop je in de Hema voor 25 cent." Resoluut pakte oma de la in en schoof hem in het vak. De klant: "Maar ik wil hem toch kopen want ik zit er verlegen om". Maar oma zei: "Nee, ik wil U niet oplichten". De man prevelde excuses maar oma hield de eer aan zichzelf en liet ze met een weids gebaar de deur uit.

Vanaf het balkon zag oma uit op het dorpsplein. Eens ergerde ze zich nameloos aan een stel jongens met bromfietsen, die daar de hele avond hadden staan niks doen. Tegen twee kleinzoons, die bij haar op bezoek waren, zei ze: "Doe me een plezier en breng die jongens eens een paar nummers van de Strijdkreet" (het weekblad van het leger des Heils). Daar hadden ze geen puf in en ze zeiden: "we hebben er geen zin in om uitgelachen te worden", "Dan doe ik het zelf wel", zei oma, en ze liep de lange trap af naar beneden. Ze kwam bij de jongens en bood hen het blad aan. Tot verbazing van de kleinzoons pakte de één het blad aan, een tweede gooide het van zich af terwijl een derde het weer opraapte. Het uiteindelijk resultaat was dat na een poosje alle jongens op de bank aandachtig in de Strijdkreet zaten te lezen.

Toen oma eens haar kritiek gaf op het haars inziens nogal luxe leven van haar jongste zoon, was zijn antwoord: "Och moeder, in vergelijk met de rest van de mensen leven wij als monniken". Haar commentaar kwam onmiddellijk: "Ja ja, maar dan zeker van een heel rijke en wereldse orde,"

Dit was dan het eind van de oma-verhalen. Natuurlijk zijn er nog vele meer maar ze schieten je na zoveel jaar niet zo snel meer te binnen.

 

Oma was een enorm sterke persoonlijkheid, met veel vrienden en veel vijanden, en weinig of niet daar tussen in.

 

In het dorp werd ze (achter haar rug) de baronesse genoemd, wat ze waarschijnlijk nog mooi vond ook. Eén ding had ze voor op velen: ze kon en wilde ongelijk bekennen, als je haar overtuigd had. Was je bijv. onterecht gestraft, dan gaf ze dat toe, maar wel met de opmerking erbij: "je hebt genoeg dingen uitgehaald die ik niet weet; reken daar die onverdiende straf dan maar voor".

Dit werd opgeschreven tussen 20 en 31 oktober 1990 door haar zoon Willem

 

Dochter Maria over haar moeder Maria Snoek-de Nooij

Ingezonden brief van Maria Snoek (geb 1918) over haar moeder Maria Snoek-de Nooij; bron nwsbrief PCOB, april 2015, belangen behartiging oudere inwoners Sciedam