01. Toen en Nu

In oktober 2005 schreef Marga Versluijs onderstaande tekst voor het personeelsblad: 

Ik ben nog van voor de thuiszorg, het Interkruistijdperk dus. Het hoofdkantoor was op de Middelweg, de hoofdwijkverpleegster was Truus, de administratie was Ton en er was een poetsmevrouw. Dat was het. Twee woonhuizen op de Marislaan en op de Lammenschans waren Wijkgebouwtjes waar ook consultatiebureau werd gehouden.

Cliënten waren patiënten. Je deed de uitleen en de intakes, hield spreekuur, hielp op het consultatiebureau, deed vele wasbeurten, waardoor je wel de waszuster werd genoemd. Je werk zat in een postzegelboekje, de patiënten waren lid van de kruisvereniging, betaalden jaarlijks een bedrag en kregen daarvoor gratis hulp. Je hoefde ook niets te registreren, alleen je gewerkte uren.                ‘s Ochtends begon je op het wijkgebouw om de bijzonderheden door te nemen, voor de rest van de dag was je onbereikbaar. Je zag je collega’s, wist wie er in zorg waren en wie de zorg verleenden. De huisartsen kreeg je direct aan de lijn of per recept werden aanvragen gedaan: 'Zuster, voor deze mevrouw graag een wasserette!”

Van een riante etage op de Bernardkade, waar je een eigen bureau had, verhuisden we naar een soort kippenhok op het Schuttersveld.

Werkbaar? Oh nee. Maar het was wel gezellig, want je zag elkaar. In plaats van jezelf wegcijferen, moest je nu jezelf gaan promoten. Je moest ook zakelijker worden en per handeling kreeg je geplande tijd. Tijd schrijven, voor iedere handeling een handtekening vragen. Huisartsen moesten eerst een indicatie aanvragen voor een handeling: “Kun je vanmiddag nog een oog druppelen?" “Nee dokter, zonder indicatie gaan dat niet." “Dus ik moet het zelf doen?" “ja dokter, ik ben hang van wel."

SIP`s, dagen op de hei, accountverantwoordelijk, relatiebeheerder, face-to-face, productief, klantgericht, etc. Er verandert veel,  hoewel soms alleen door een andere naam. Maar de zorg voor de cliënt blijft hetzelfde. Marga Versluijs

 

Eind 2018 kwam ik bovenstaande tekst tegen in mijn plakboek, en schreef verder:

Marga en ik begonnen bijna tegelijkertijd op de Middelweg, allebei als invaller. Haar tekst is voor mij dan ook zeer herkenbaar. Ik zou het niet zo kort en bondig kunnen opschrijven. Toen ik begon in de wijk in 1983 waren er nog geen avond- en nachtdiensten, en nog geen verzorgenden. Al het werk werd door wijkverpleegkundigen en wijkziekenverzorgenden gedaan.

Registratie ging van niks (alleen je werkuren) naar stapels papier met tijden en handtekeningen (thuis alles optellen, de rekenvaardigheid steeg!). Daarna registreerden we op een soort zakcomputertje (dat we een zorgklokje noemden), en nu, anno 2018, vindt de registratie plaats op de i-pad. (Dat registratieprogramma loopt af en toe vast, maar je kan niet alles hebben).

 

De indicaties voor thuiszorg werden in 1983 gedaan door wijkverpleegkundigen, toen door het RIO (Regionaal Indicatie Orgaan) dat later CIZ (Centrum Indicatie Zorg) heette, om in 2015 weer terug te komen bij de wijkverpleging. Niet zoals ‘vroeger’ op een papiertje, maar nadat je het dossier (Zorgmap) had ingevuld, moest je ook nog eens flink wat gegevens invullen in een speciaal programma, liefst bij de cliënt thuis, op je laptop, en anders op kantoor.

De zorg werd betaald door de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) met een eigen bijdrage van de cliënt, die afhankelijk was van de hoogte van het inkomen. Sinds 2015 wordt de thuiszorg betaald door de zorgverzekeraar (die geen eigen bijdrage vraagt van de cliënt, maar jaarlijks de premie van de zorgverzekering verhoogt), of naar de WLZ (Wet Langdurige Zorg), waar wel een eigen bijdrage wordt gevraagd. Een deel van de ‘niet medische’ zorg moet door de WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning of ‘de gemeente’)  geleverd worden. Zoals huishoudelijke hulp, maar ook bijvoorbeeld het klaarmaken van de maaltijden. Ook daarvoor is een eigen bijdrage verschuldigd. Het zou me niet verbazen als een ‘eenvoudige wasbeurt’ of hulp met aankleden straks ook door de WMO gedaan (ik bedoel betaald) moet gaan worden.

 

De zorgverzekeraar wil natuurlijk invloed op de besteding van zijn geld. De zorg moet dus doelmatiger worden (lees: dezelfde zorg in minder tijd, of bijvoorbeeld drie wasbeurten per week in plaats van zeven).

Veel zorgorganisaties hebben al een elektronisch zorgdossier, dat scheelt een hoop gesleep met dossiers en papieren, die na afsluiten van de zorg allemaal opgeslagen moeten worden in kasten en lades op het hoofdkantoor. Activite gaat het elektronisch dossier ook invoeren, waarschijnlijk in 2019. Dat maak ik dus net niet meer mee.

 

Huisregels anno 1949

 

Mijn moeder was verpleegster (het woord verpleegkundige bestond nog niet). Ze begon in 1949 met haar opleiding in het Eudokia Ziekenhuis in Rotterdam. Na haar overlijden vond ik in haar plakboek de huisregels uit 1949 in het uittreksel uit het algemeen reglement voor het verplegend personeel. Hieronder een paar citaten:

 

art. 1. Aanvrage: Zij die als leerling verpleegster in Eudokia wenschen te worden aangenomen, hebben zich te wenden tot de Adjunct-Directrice met eigenhandig schrijven, onder overlegging van:

een opgave van naam, woonplaats en leeftijd (welke, althans in den regel, niet beneden de 20 of boven de 50 jaar moet zijn). Alvorens te worden aangenomen, is persoonlijke kennismaking met de Directie en de Predikant der Stichting vereischt.

 

art. 2. Proeftijd. Wordt over het aanzoek gunstig beschikt, dan brengen zij een proeftijd van zes maanden door in de Stichting. Aan het eind daarvan wordt over de aanneming tot leerling-verpleegster beslist, na een geneeskundig onderzoek en gehoord het oordeel van de Directie en de Predikant.

 

Art 3. Begin der opleiding. De leerling-verpleegsters volgen een cursus van drie dagen ten einde zich tot haar arbeid te bekwamen.

Ook in de proeftijd kan men tot de cursus worden toegelaten. Bij de termijn van drie jaren, die zij minstens werkzaam moeten zijn om tot het examen van verpleegster te worden toegelaten, zal deze proeftijd worden medegerekend. 

 

(.........)

 

Zij, wier algemeene ontwikkeling niet voldoende is om de gewone cursus te volgen, worden in een voorbereidingscursus geplaatst

 

(......) 

Art. 18. Salaris. (...) De salarissen zijn thans aldus geregeld:

De leerling-verpleegsters ontvangen eene jaarlijkse toelage van f 325,– , gedurende het tweede cursusjaar is dit bedrag f 375,– en gedurende het derde cursusjaar f 450,–. 

De gediplomeerde verpleegsters ontvangen het eerste jaar f 600,- het tweede f 700,- en het derde f 800,-

 

In de boven kantlijn van deze pagina stond getypt:  met mulo diploma   f 300,– )

 zonder mulo diploma          f 275,– ) geen cursus

         Spijskamer                         f 325,– )

 

art. 19. Vacantie. Aan de leerling-verpleegsters worden zeventien dagen, aan de gediplomeerde verpleegsters drie weken , aan de eerste verpleegsters 24 dagen en aan de hoofdverpleegsters vier weken vacantie in het jaar toegestaan, te regelen door de Adjunct-Directrice. 

Zij mogen tijdens de vacantie geen verpleging uitoefenen zonder toestemming van de directeur. 

 

Art 26. Na diplomeering blijven. De leerling-verpleegsters worden in de gelegenheid gesteld haar diploma ziekenverpleging A te verwerven; zij zijn verplicht na het verkrijgen van dit diploma nog een jaar in “Eudokia” te werken, behalve in bijzondere omstandigheden, ter beoordeling aan het Bestuur, terwijl aan het einde van dat jaar automatisch haar dienstverband eindigt, tenzij haar minstens vier maanden tevoren door de Directie namens het Bestuur wordt medegedeeld, dat op een langer verblijf wordt prijsgesteld.

 

 

Huisorde 1949

In de HUISORDE staat:

Vertrek. Ontslag wordt ingediend ‘s morgens op ‘t rapport bij den Geneesheer-Directeur. 

Bij vertrek uit ‘t Ziekenhuis nemen de Zusters afscheid van den Geneesheer-Directeur en Adj. Directrice en passeeren de Administratie waar zij hun toekomstig adres achterlaten en hun rentekaart ophalen. 

Verpleegsters woonden vroeger altijd intern, vandaar waarschijnlijk de woorden “waar zij hun toekomstig adres achterlaten”

 

Over art 18: Met ‘spijskamer’ werd de eetzaal bedoeld. Let er vooral op, dat het hier om salarissen per jaar (!!) gaat. Mijn moeder vertelde vaak het verhaal dat ze een glazen spuit brak (disposable spuiten waren er toen natuurlijk nog niet). Ze moest de onkosten (twee maanden salaris!) zelf betalen. Patiënten op zaal hebben toen geld hiervoor ingezameld.

Op de lijst staat niet wat een gediplomeerd verpleegster in haar vierde jaar verdiende. Ik vermoed dat men er van uit ging, dat ze dan getrouwd was, en dus niet meer werkzaam. Of zou f 800,- per jaar toen het hoogste salaris zijn geweest? 

 

Wat ik mis in dit reglement is het aantal werkuren per week. Ik meen dat dit 48 uur per week was. En wat hierin ook niet vermeld staat, maar waar mijn moeder vaak over vertelde: de lessen moesten in ‘eigen tijd’ gevolgd worden. Ook al had je nachtdienst: je moest wel in de schoolbanken verschijnen. Deze lessen werden in de avonduren gegeven, zodat ook de dagploeg aanwezig kon zijn.  

 

Er is in de loop van de tijd veel verbeterd, al blijft er voor ons natuurlijk genoeg te wensen over.  Toch?

 

Uit een brief van mijn oma

 

Mijn Oma woonde jarenlang in een huis vlakbij haar zoon en schoondochter. Toen die van de Veluwe verhuisden naar Drente, om daar een camping te beginnen, bleek Oma het niet zelfstandig te redden.

Kort na haar opname in een ‘rusthuis’ schreef ze onder andere: “Om drie uur kwam ik aan , op de ‘Strubben’, waar zo’n 20 mensen thee dronken. Tot mijn schrik leken veel van die 20 debiel, ik kon hun dialect niet verstaan en werd aangegaapt als iets geks.  In plaats van een eenpersoonskamer, deelde ik die met een vrouw van 88  jaar. ’s Avonds zei ze dat het raam dicht moest en de deur open, dan had ze licht van de wc, die vlak tegen tegenover de kamer is, dat was dan tevens de ‘zuurstofvoorziening’.

Ik kreeg vervolgens de verkeerde dieetlijst, ze dachten dat het een smoesje van me was en dat ik gewoon ander eten wilde. 

Het publiek is zeer onderontwikkeld, niemand leest of doet iets anders. 

Het liefst zou ik teruggaan naar mijn eigen huis, als er maar hulp te krijgen is! Dat zal de huisarts wel proberen, maar of het lukt?

Je schreef in je brief dat je het zo mooi vindt, dat de arts een maatschappelijk  werkster inschakelde om iets beters voor me te regelen. Maar dat is omdat een patiënt als ik nergens heen kan en weg moet. Op de stoep leggen kan een christelijk huis niet doen. Maar ze helpen je weg, en dan zijn ze van je af. In een bejaardenhuis kom je ook niet zomaar, en voor tijdelijk al helemaal niet.”

 

Bekende geluiden? Waarom dan dit stukje? Omdat de brief dateert van 13 mei 1972! Bijna dertig jaar geleden! En ik maar denken, dat de problemen in de gezondheidszorg van deze tijd zijn!

Later kocht mijn oma een stacaravan en mocht ze die op de camping van haar zoon en schoondochter zetten. Ze woonde daar tot haar dood in september 1973. Een voorloper van de mantelzorgwoning! Dat was dan weer heel modern!