09. Bijlage 2. Uit een brief van mijn Oma
UIT EEN BRIEF VAN MIJN OMA
Kort na haar opname in een 'rusthuis' schreef mijn oma o.a.:
Om drie uur kwam ik aan, op ‘de Strubben’, waar zo’n 20 mensen thee dronken. Tot mijn schrik leken veel van die 20 debiel; ik kon hun dialect niet verstaan en werd aangegaapt als iets geks.
In plaats van een eenpersoonskamer, deelde ik die met een vrouw van 88 jaar. ‘s Avonds zei ze dat het raam dicht moest en de deur open, dan had ze licht van de wc, die vlak tegenover de kamer is; dat was dan tevens de “zuurstof voorziening” .
Ik kreeg vervolgens de verkeerde dieetlijst, ze dachten dat het een smoesje van me was
(dat ik gewoon ander eten wilde).
Het publiek is zeer onderontwikkeld; niemand leest, of doet iets anders.
Het liefst zou ik terug gaan naar mijn eigen huis, als er maar hulp te krijgen is. Dat zal de huisarts wel proberen, maar of het lukt?
Je schreef in je brief dat je het zo mooi vindt, dat de arts een maatschappelijk werkster inschakelde, om iets beters voor me te regelen. Maar dat is omdat een patiënt als ik nergens heen kan en weg moet. Op de stoep leggen kan een Christelijk huis niet doen. Maar ze helpen je weg, en dan zijn ze van je af.
In een bejaardenhuis kom je ook niet zomaar, en voor tijdelijk al helemaal niet.
Bekende geluiden? Waarom dan dit stukje?
Omdat de brief dateert van 13 mei 1972! Bijna dertig jaar geleden!
En ik maar denken, dat de problemen in de gezondheidszorg van “deze tijd” zijn...
Ria Snoek, wijkverpleegkundige in Leiden
( uit: personeelsblad van Thuiszorg Groot Rijnland, febr 2002)